Van die indianenverhalen over wolven enzo

Er was eens ... héél héél lang geleden, of misschien nog niet eens zo lang geleden  ...

... een indiaan. Hij was oud en wijs. Want vroeger waren mensen van leeftijd altijd erg wijs. Botox bestond nog niet dus elke rimpel stond symbool voor een stukje levenswijsheid. De man zat aan het vuur met zijn kleinzoon. Of misschien was het wel zijn kleindochter. Of zijn nichtje, ik heb het ook maar van horen zeggen.

"Er zijn twee wolven. Een zwarte en een witte.

De zwarte wolf heeft het moeilijk. Hij is kwaad, soms woedend. Nooit tevreden, altijd verdrietig of bang. Arrogant en hebzuchtig. Hij heeft spijt, voelt zich klein en minderwaardig. Hij liegt en voelt zich superieur. Zijn ego is zijn hoogste goed en hij maakt altijd ruzie. Vrienden heeft hij niet, want hij vertrouwt niemand.
  
De witte wolf doet niemand kwaad. Hij is blij en vredig. Hij ziet de mensen graag en geeft de hoop nooit op. Hij is empathisch, spreekt de waarheid en is vrijgevig. Hij leeft in harmonie met de wereld. Hij blijft trouw aan zichzelf en zorgt voor de andere wolven. Hij vecht alleen als het nodig is.
  
De wolven zitten in jouw hoofd. Daar ontmoeten ze elkaar en vechten ze elke dag om wie de baas is."

Ook al was de nacht donker en koud, aan het vuur was het licht en heerlijk warm. Ze staren naar het vuur. Het knettert.

"En wie wint er dan?"

"Degene die jij het meeste voedt. Want alles wat aandacht krijgt wordt groter" 
  
"Maar wordt de andere wolf dan niet jaloers? Hij is toch niet weg?"

"Nee, ze gaan nooit weg. Ze zijn er en blijven. De ene wolf heeft de andere nodig, om alert te blijven en zichzelf niet te verliezen. En als je ze beiden voedt, dan vechten ze minder. Maar wie je het meeste voedt, dat is jouw keuze."

  

Minder wiskunde, meer taal

Het was te denken. Dat als ik begin te denken, ik ergens zou beginnen zweven. Van die yoga, meditatie en al dat "in balans zijn met jezelf". Ga weg, daar geloofde ik toch allemaal niet in? Daarvoor ben ik toch teveel rechttoe - rechtaan en rationeel enzo.

Ik was toch altijd eerder wiskunde dan taal?  Tien en tien was vroeger toch altijd twintig en nooit honderd of tien of pi? Als er een keuze was tussen A en B, dan koos ik toch ook nooit voor Z? Daar is toch niets logisch aan. Dat is geeneens duidelijk.

Er scheelde iets. Dat iets was veel. Het leven ging me niet meer af. Ik snapte er de ballen van. En omdat ik het niet snapte, duwde ik het weg. Tot ik een sticker kreeg. "Burn out". En dat ons gedrag in hokjes te plaatsen was, over "'t één" en "'t ander", van dat vakjargon uit moeilijke boeken. Toen iemand me vertelde wat alles dan is, dat er namen voor zijn en welke hormonen en stofjes mijn lijf afvuurde op mijn hersenen. Dat maakte het legitiem te voelen wat ik voelde. Als niemand me dat had kunnen vertellen, was ik misschien nog aan het ploeteren.

Zweven in de storm

En als ze me dan vertelden dat zweverigheid me wel eens zou kunnen helpen. En dat zweverigheid niet zo zweverig is als het lijkt. Want dat hebben ze onderzocht. "Ze". Van die slimme mensen die gestudeerd hebben aan de universiteit enzo. Die zullen het toch wel weten, zeker?
 
Stormen in mijn hoofd waren geen nieuw fenomeen. Ik kon er mee om en kabbelde door mijn leven. Ik had er vrede mee als ik midden in een storm zat en keek altijd uit naar de zalige opklaringen. Maar dat een storm niet wegging, dat ik er (meer dan) koppijn van kreeg en het mijn functioneren volledig ondermijnde was nieuw. Als zelfs thee zetten teveel gevraagd was.
 
Ik wachtte. Want dat lukte me altijd wel. Maar deze keer niet. Deze was te hevig om vanzelf te passeren. Dus luisterde ik, naar de mensen die me écht iets te vertellen hadden. En ik deed er wat mee.


Ik zou kunnen uitweiden over hoe mindfullness me de wijsheid bracht om te voelen wat ik écht voel en zo de ruis die ik zelf creëerde eruit leerde filteren. Maar eigenlijk heeft niemand daar iets aan. Want wat het voor mij deed, doet het misschien niet voor jou. Als je dat wil ontdekken, moet je dat vooral zelf doen.

Ik zal wel iets goed doen, dan.

Beweren dat énkel mindfullness me hielp zou dan ook weer niet juist zijn. Zelfanalyse en ratio zal altijd een deel van mij blijven. En dat van die wolven, dat is slechts een indianenverhaal. Maar wel een hele mooie.

Die zwarte wolf blijft. Sowieso. Daar kan ik nooit omheen. Het is de kunst hem niet te doen brullen. Ik zoek hoe ik dat kan doen. Soms denk ik dat ik weet hoe dat moet. Maar dan blijk ik hem toch te onderschatten. 't is een slimmerik. Adem in, adem uit. Blijf proberen. Ik ben hem ook dankbaar. Want hij beschermt mij op zijn manier. Hij behoedt me voor naïviteit en over-mij-heen-geloop. En zorgt zo voor evenwicht. Ying en yang en van die dingen.
  
De witte wolf groeit. Want ik voed hem. Ik bekijk mijn zijn vanuit een perspectief dat me vreemd was.

Ik pieker niet langer over wie mij niet leuk vind. En waarom al die mensen die vroeger in mijn leven waren daar nu uit zijn verdwenen. Ik droom liever over alle vrienden die ik wél heb. En wat een kanjers dat zijn. Als mensen van dat kaliber graag met mij optrekken, dan moet ik toch wel iéts goed doen? Bedenk ik me dan. De witte wolf groeit.

Ik maak mezelf niet langer gek door te bedenken wat ik allemaal zou kunnen missen. Ik ben niet meer zo gulzig als het over mijn leven gaat. Ik hoef niet overal heen te gaan. Ik kies waar ik wil zijn, en daar ga ik dan naartoe. En daar geniet ik van, met volle teugen. Vertaald in oud-hipsters: byebye FOMO, hellow YOLO!

Ik vraag me niet meer af wanneer ik al die dingen ga kunnen die ik nog niet kan. The big five zien, operazangeres worden en een marathon lopen. Ik klop mezelf op de borst, want ik fietste naar Kopenhagen. Ik leer improvisatietheater en blijkbaar durf ik dat. Ik wandel tussen de bloemen. Ik kijk naar wat ik wél kan.

Ik durf springen daar waar het super-eng is. Hoogtevrees blijf ik hebben. Ik luister wel, want mijn vrees ís er. De drang naar perfectionisme blijft. Dan spring ik misschien vandaag toch nog even niet. Maar ik wil al eens gaan kijken. En zet een klein stapje vooruit. Balanceer aan de rand. Ik kijk achterom en vraag of een vriend me wil duwen. Ik tier de longen uit mijn lijf als ik val.

Ik zoek geen antwoord meer op de vraag waarom mijn leven niet zo vlot loopt als "dat van een ander". Ik probeer me niet meer te bedenken of dat überhaupt wel zo is. Want, is dat de conclusie die ik zou moeten trekken omdat ik een renovatie onderschatte, het water me aan de lippen stond op mijn werk en omdat mij met de jaarwisseling altijd "een goei lief" toegewenst wordt?

Ik duw de gedachten niet langer weg. Want ze zijn wat ze zijn. Gedachten. En ik hoef het eigenlijk niet te weten, wat ik daar dan rationeel gezien uit zou moeten concluderen. Ik kijk liever naar wat het leven mooier maakt. En al dat springen en dromen heeft me zoveel rijker gemaakt. En ook een beetje moe. Maar daar slaap ik dan weer beter van.
 
En wie heeft er nu gewonnen? Dat is de hele grap. Want wanneer is het spel gedaan? Pas als je dood bent. Er is geen tussenstand. Er is geen doel. Er is alleen een onderweg zijn.

Reacties

  1. FWIW ik wens je toe dat je nooit nog "een goe lief" krijgt toegewenst. Niks irritanter dan dat.

    BeantwoordenVerwijderen

Een reactie posten